Met een groots spektakel is op 30 november 2013 de landing van Prins Willem Frederik op het strand van Scheveningen herdacht, precies 200 jaar geleden. Met deze festiviteit wordt de viering van 200 jaar Koninkrijk ingeluid, een viering die het komende jaar in het hele land in allerlei evenementen een vervolg krijgt. De prins die in Nederland was aangekomen, kreeg de titel van ‘soevereine vorst’ aangeboden en hij aanvaardde die onder de voorwaarde dat er een ‘wijze constitutie’ zou worden vastgesteld. Een paar maanden later, in maart 1814, was die constitutie, de Grondwet van 1814, een feit en het jaar daarop werd Willem Frederik Koning Willem I. Een nieuw tijdperk in de geschiedenis van Nederland was geboren. Het tweede eeuwfeest dat vandaag van start gaat, nodigt natuurlijk uit tot terugblikken en vooruitkijken.
Wat zijn nu de meest kleurrijke hoofdstukken van die Nederlandse geschiedenis? Zonder overdrijving liggen deze op het snijvlak van geloof, samenleving en overheid. De boeiende strijd om het bijzonder onderwijs is er één van. Een strijd die uiteindelijk eindigde in 1917 met de gelijkstelling van openbaar en bijzonder onderwijs, ook op het punt van de financiering. Natuurlijk moet ook het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie in 1853 genoemd worden, waardoor de Rooms-Katholieke Kerk zich weer volledig vrij kon organiseren in Nederland. Dat herstel ontketende trouwens maatschappelijke commotie. En die bracht Koning Willem III in een lastig parket. Zijn uitspraken hierover leidden zelfs regelrecht tot de ontslagaanvraag van het kabinet-Thorbecke. De eerste helft van de 19de eeuw was ook het decor voor maatschappelijke en politieke spanningen rond de eerste afsplitsing van de Hervormde Kerk (de ‘Afgescheidenen’). Wij kunnen het ons nu nauwelijks meer voorstellen, maar die ging zelfs met vervolgingen en met inkwartiering van soldaten gepaard! Wat velen niet weten, is dat de overheid (lees: de Koning) tot in ver in de 19de eeuw voor sommige kerken de kerkelijke reglementen vaststelde, zoals voor de hervormde en de lutherse kerk en zelfs voor de joden! En in die 200 jaar geschiedenis mag natuurlijk de verzuiling niet ontbreken die het Nederlandse maatschappelijke en politieke landschap zo bepaald heeft. Door deze geschiedenissen is Nederland getekend: mede door de uitkomsten daarvan wordt ons traditionele ‘gevoel’ van pluralisme en tolerantie bepaald, religieus, maatschappelijk en politiek.
De grote vragen die ooit onze gemoederen zo verhitten, leken tot voor kort bijgezet te kunnen worden in het handboek van de geschiedenis. De secularisering, de ontzuiling en de opkomst van de sociale verzorgingsstaat na de Tweede Wereldoorlog, leken het niet waarschijnlijk te maken dat daarin verandering zou komen. Maar de stilte was van korte duur. De islam was de katalysator van het debat, maar het debat verbreedde zich al snel tot religieuze orthodoxie, en religie in het algemeen. Wat zegt het nieuwe religiedebat over de Nederlandse samenleving anno 2013?
Het antwoord levert een wat ambigu beeld op. Aan de ene kant zien wij in een tijd, waarin de samenleving en de overheid sterk in verandering zijn, aandacht voor kwesties van nationale ‘identiteit’, waaronder ook die van het joods-christelijke erfgoed en religieus geloof. Aan de andere kant zien wij in een door-en-door geseculariseerde samenleving ook een zekere ongemakkelijkheid met religieus geloof, los van de vraag om welk geloof dit gaat. Van belang daarbij is dat de maatschappelijke en politieke discussies over geloof vaak gevoerd worden vanuit een impliciete vrees dat religie te veel zichtbaar wordt in de samenleving of in de richting van de overheid. Het paradoxale is echter dat de constante factor in 200 jaar niet zozeer de bemoeienis is van religie met de overheid, maar juist die van de overheid met religie, ook al is die wat subtieler dan 200 jaar geleden. Door de economische crisis zijn deze discussies een beetje op de achtergrond geraakt, maar dat betekent niet dat zij verdwenen zijn.
Maar er is nog iets anders. En dat is de manier waarop wij vanuit de rijkdom van religieuze tradities naar belangrijke vragen van de toekomst gaan kijken. Zo kunnen wij ons bijvoorbeeld de vraag stellen of de betekenis van (religieus geïnspireerde) waarden niet aan een maatschappelijke herwaardering toe is. Om een paar voorbeelden te geven: denk aan de encycliek van de vorige paus over de uitwassen van het ongebreidelde kapitalisme. Maar ook aan ‘burgerschap’, dat niet alleen voor de relatie tot de staat van belang is, maar ook maatschappelijk burgerschap inhoudt. Voor dat laatste heeft het katholiek sociaal denken veel te bieden als het gaat om de positieve rol van burgers in de (participatie)samenleving.
Kortom: 200 jaar Koninkrijk houdt een boeiende geschiedenis in, maar daagt ons ook uit naar de toekomst te kijken, ook op het snijvlak van geloof, samenleving en staat!
Dit artikel verscheen onder de titel ‘Religiedebat leeft nog volop’ in het Brabants Dagblad, zaterdag 30 november 2013, p.34.