Project Tocqueville, Religie en Democratie
Nederlanders storen zich massaal aan ‘groeiende onverdraagzaamheid, asociaal gedrag en de ik-cultuur’.[i] Om het even goed in perspectief te plaatsen: het klimaat, bijvoorbeeld, waar de laatste jaren zoveel aandacht voor is, komt pas op plaats 7 terug op het lijstje waar wij Nederlanders ons zorgen over maken.
Al jaren vormen ‘waarden en normen’ een grote bron van ongenoegen in de samenleving. Het onderwerp blijkt een hardnekkig probleem. Even hardnekkig is de reflex die daarop vaak klinkt: er is meer ‘respect’ nodig voor elkaar. Maar is dat laatste wel zo? Moet ik respect hebben voor iemands gedrag – al is dat nog zo aanstootgevend? Moet ik respect hebben voor iemands opvatting – al verfoei ik die nog zo sterk en heb ik daar ook alle reden toe? Ik denk het niet. Het werkt ook eenvoudig niet.
Schermen met ‘respect’ is riskant. Het smoort al snel discussies: wij moeten immers ‘respect’ hebben? Maatschappelijke discussie over de belangrijkste bron van zorgen moeten wij juist niet uit de weg gaan, ook niet onder het mom van respect! En zien wij niet dat de oproep tot respect juist omgekeerd gaat werken en dat mensen respect van elkaar gaan eisen? Dat is dan precies een deel van de ik-cultuur. Is respect iets waar je recht op hebt of is het iets wat je moet verdienen? Ik denk het laatste. Ja, ik moet iemand als medemens aanvaarden, een zekere tolerantie opbrengen voor gedrag dat mij niet aanstaat, maar ik hoef daarvoor niet noodzakelijk respect hebben. Een ondoordacht gebruik van ‘respect’ kan ons op het verkeerde been zetten. Het zorgt ervoor dat belangrijke zaken die ons op het hart liggen onuitgesproken blijven.
Gabriël van den Brink verklaarde het toegenomen ongenoegen: wij hebben steeds hogere verwachtingen van elkaar gekregen.[ii] Daarbij zitten wij meer dan vroeger op elkaars lip, daadwerkelijk en figuurlijk. Ook is het onderlinge contact intensiever geworden en meer direct. Alles moet soepel, snel en effectief verlopen. Er is weinig speling en om die reden is er ook weinig geduld. Wij ergeren ons sneller aan elkaar. Dat is dan zeker zo wanneer er nog culturele verschillen bijkomen. In die zin hebben wij misschien allemaal een korter lontje gekregen. Met een mooie term noemde Van den Brink dit ‘culturele contractie’. Wanneer wij teveel verwachten van elkaar, moeten wij misschien die verwachtingen iets bijstellen. En verder?
Laten wij eens beginnen met wat hoffelijkheid. Wij hoeven helemaal niet zoveel respect te hebben voor elkaar om toch wat hoffelijk te zijn. Hoffelijkheid is een smeermiddel in het onderlinge contact: geen respect dat je van een ander eist, maar hoffelijkheid die je jegens een ander betracht.
Ik kan iemands opvattingen bestrijden, voor iemands gedrag geen tolerantie opbrengen, maar hem of haar wel op een hoffelijke manier tegemoet treden. Hoffelijkheid geeft een beetje ontspanning in het alledaagse leven. Het maakt het leven wat aangenamer en de lontjes wat langer. Hoffelijkheid opbrengen is ook een teken van zelfbeheersing, van zelfoverwinning misschien. En dat geeft een goed gevoel. Daarmee is het zelfs een beetje in ons eigen belang.
* Deze bijdrage verscheen eerder op de site Tocqueville, Religie en Democratie, op 13 augustus 2019.
[i] SCP, Burgerperspectieven 19/1, SCP: Den Haag 2019, p. 18.
[ii] Gabriel van den Brink, ‘Polariseren of polderen? lnleiding op het themanummer over migranten en burgerschap’, in: Tijdschrift voor 8eleid, Politiek en Maatschappij, 2009, vol. 36, no.1, p. 3-11.