Artikel 23 Grondwet: actualisatie of ondermijning?

800px-Grondwet_1848_(1)“Bijna 100 jaar geleden werd een van de pijlers geslagen waarop het onderwijsstelsel dat we vandaag kennen nog steeds rust: artikel 23 Grondwet. Al is het een eeuw oud, toch is het verrassend modern,” zo begint de hommage van de staatssecretaris van OCW aan artikel 23 Grondwet dat vrijheid van onderwijs garandeert in een brief aan de Tweede Kamer. [1] Het artikel geeft de grondslag voor de verantwoordelijkheid van de overheid op onderwijsgebied en garandeert ruimte voor – kort gezegd – de samenleving. Daarmee staat artikel 23 nog als een huis. Maar, de uitleg ervan moet wel bij de tijd gebracht worden, volgens de staatssecretaris. In reactie op het advies van de Onderwijsraad ‘Artikel 23 Grondwet in maatschappelijk perspectief’ zet de bewindspersoon vervolgens uiteen hoe hij de eigentijdse ‘balans’ in de verantwoordelijkheid tussen overheid en scholen en andere betrokkenen ziet.

Hoe zat het ook weer met artikel 23?

De wordingsgeschiedenis van het artikel vormt een van de meest kleurrijke hoofdstukken uit de Nederlandse staatsrechtgeschiedenis. Het artikel is van onschatbare betekenis voor het bijzonder (confessioneel) onderwijs in Nederland. Niet alleen legt het bekostiging van bijzonder algemeen vormend lager onderwijs vast op gelijke voet als het openbaar onderwijs. Het bevat ook de belangrijke vrijheden van ‘scholenstichting, inrichting en (religieuze) richting’ die voor bijzonder onderwijs zo kenmerkend zijn. Artikel 23 heeft ook een zekere ‘modelfunctie’ vervuld voor de manier waarop op andere maatschappelijke terreinen de overheid religie en maatschappelijke instellingen op religieuze of levensbeschouwelijke grondslag heeft ‘geaccommodeerd’ in de aanloop tot de verzorgingsstaat toen de overheid zelf zich steeds nadrukkelijker ging manifesteren op de terreinen waarop vele maatschappelijke organisaties (‘particulier initiatief’) al actief waren: opname in het stelsel van regelgeving en financiering, maar met waarborging van de eigen identiteit.

Wat zijn nu de plannen die de staatssecretaris ontvouwt?

Ik som een paar van die plannen op. Naast het voorstel om ouders ‘het initiatiefrecht te geven voor het laten stichten van een openbare school’ wil de staatssecretaris verder gaan en overgaan tot zgn. ‘richtingvrije planning’. Voor nieuwe scholen zou het funderende richtingenbegrip dus niet verruimd moeten worden tot andere dan nu erkende richtingen, maar het zou als organiserend principe voor de oprichting van een school geheel zijn betekenis verliezen. Het is niet verwonderlijk dat de brief hier niet meer spreekt van actualiseren van het stelsel maar van een ‘stelselwijziging’.

Actualisatie of ondermijning?

Voor bestaande scholen zou het ‘kleurverschieten’ – het veranderen van de richting, de identiteitsbepalende grondslag van de school – in het primair onderwijs makkelijker gemaakt moeten worden. Bij dat proces zouden de ouders van leerlingen een sterkere positie moeten krijgen. Hoewel de staatssecretaris daarbij alle opties en combinaties van kleurverschieten openlaat, wijst hij uitdrukkelijk wel naar de secularisering van de samenleving. Voeg daaraan toe de kabinetsvoornemens voor een zekere beperking van de mogelijkheden van aanstellings- en aannamebeleid van scholen, een in de Tweede Kamer aanhangig initiatiefvoorstel van wet inzake een zgn. ‘acceptatieplicht’ van leerlingen waarnaar de staatssecretaris verwijst, zijn voornemen de mogelijkheid te opteren voor thuisonderwijs om religieuze of levensbeschouwelijke redenen en het beeld van vrijheid van onderwijs wordt een geheel ander. Los nog van alle technische haken en ogen, doemt met de cumulatie van al deze voornemens een heel ander beeld van de betekenis van artikel 23 op.

Was de hommage aan artikel 23 Grondwet bedoeld als opmaat voor een actualisering of voorbode voor een ondermijning ervan?

* Dit stuk verscheen eerder in Tijdschrift voor Religie, Recht en Beleid 2014 (5) 1, p. 3 – 4.

 

[1] Kamerstukken II, 2012 – 2013, 33 400 VIII, nr.164 (Brief van 12 juli 2013; Beleidsreactie op het Advies van de Onderwijsraad, Artikel 23 Grondwet in maatschappelijk perspectief van 2012).

Delen:

    Geef een reactie

    Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *

    De volgende HTML-tags en -attributen zijn toegestaan: <a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <strike> <strong>